BIPT publiceert studie over datacentra en aanbieders van digitale inhoud in België

BIPT-280210

Om een beter zicht te krijgen op Belgische spelers binnen het werkgebied van de datacenters en de aanbieders van digitale inhoud, voerde het BIPT een studie uit die de commerciële ontwikkelingen op de markt analyseert en de diensten die er aangeboden worden inventariseert. Daarnaast werd ook gekeken hoe er wordt omgegaan met veiligheid en duurzaamheid.

Het stijgend gebruik van digitale toepassingen is ook te merken op het niveau van de servers die deze huisvesten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van digitale infrastructuren, meer bepaald datacenters en netwerken voor de levering van digitale inhoud. Net zoals elektronische communicatienetwerken kunnen deze diensten als essentieel voor de goede werking van de digitale samenleving beschouwd worden en zijn veiligheid en bedrijfscontinuïteit van wezenlijk belang.

Sommige Europese landen hebben vanuit dit veiligheidsperspectief reeds de eerste stappen gezet naar meer toezicht op deze digitale infrastructuren en de onderlinge afhankelijkheid ervan. In België zijn de activiteiten van de datacenters en van de netwerken voor de levering van digitale inhoud niet aan een notificatieverplichting onderworpen. Voor het BIPT is het als regulator van de elektronische communicatiesector echter van fundamenteel belang een volledige kijk te hebben op de verschillende spelers die aanwezig zijn op deze markt van mogelijk kritische digitale infrastructuren en op de diensten die ze aanbieden. Het stijgende dataverbruik heeft tevens een invloed op de duurzame voetafdruk van de datacenters. Het is dus belangrijk om goed te begrijpen hoe hiermee wordt omgegaan. Dit alles werd in het voorjaar van 2022 door Stratix in kaart gebracht in opdracht van het BIPT.

De studie geeft een overzicht van de datacentra in België en onderscheidt volgende soorten:

  • “hyperscalers” (grote datacentra van de cloudaanbieders),
  • “colocatie datacentra” (waar klanten hun eigen servers in onderbrengen),
  • “verticals” (voor het aanbieden van IT-toepassingen) en
  • private “enterprise datacentra” (werken alleen voor het eigen bedrijf).

In de studie wordt vooral aandacht besteed aan de “colocatie datacentra” omdat deze datacentra zich richten op de gehele markt. De Belgische markt voor colocatie is in vergelijking met de buurlanden eerder klein met 12 ondernemingen die 24 gebouwen uitbaten en wordt voornamelijk ingenomen door 3 partijen die samen meer dan 75% marktaandeel hebben. De markt kent wel veel beweging en een sterke groei in het laatste anderhalf jaar waarbij nieuwe spelers hun intrede doen.

Colocatie datacentra onderscheiden zich onder meer door hun connectiviteit met andere spelers, de internetknooppunten en internationale partijen. Alle datacentra hebben veel aandacht voor veiligheid waarbij niemand zomaar het gebouw kan betreden of voor het voorzien van continuïteit ingeval van stroomonderbrekingen. Om dit aan te tonen wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten certificeringen die in de studie worden besproken. In dit kader is het nuttig om de evolutie op te volgen rond de ontwerprichtlijn betreffende de maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de EU, ook wel “NIS 2” genoemd. “NIS” staat voor netwerk- en informatiesystemen. Momenteel is in Europa NIS 1 van toepassing op essentiële bedrijven, zoals water- en telecombedrijven. Met NIS 2 worden de cybersecurity-eisen gevoelig verhoogd en zullen meer sectoren en entiteiten binnen het toepassingsgebied van de cyberbeveiliging vallen. NIS 2 zal bijgevolg consequenties hebben voor de publieke en private netwerken die dan als kritische infrastructuur beschouwd zullen worden.

Uit de studie blijkt verder dat de Belgische colocatie aanbieders in het algemeen nog weinig bezig zijn met duurzaamheidsvraagstukken. De meeste datacenters kopen groene stroom in, maar bij slechts twee van hen wordt (een deel van) de stroombehoefte ook zelf opgewekt. Verschillende partijen uitten wel de intentie tot het plaatsen zonnepanelen. Andere aspecten, zoals watergebruik en de omgang met afval, leverden vrijwel geen antwoorden op.

Het promoten van het duurzaamheidsaspect blijkt wel van belang te zijn in bijvoorbeeld Nederland en Duitsland waar datacenters hier veel actiever over communiceren omdat het bijdraagt aan hun onderscheidend concurrentievermogen. Andere incentives komen uit Europese hoek, waar de Europese Commissie momenteel werkt aan een brede oplossing in het kader van de European Green Deal en de herziening van de Energy Efficiency Directive.

De studie geeft eveneens een overzicht van de netwerken voor levering van inhoud (“content distribution networks” of CDN’s). CDN’s worden gebruikt om pieken in het netwerk op te vangen en de latency (reactiesnelheid) voor de eindgebruiker te verlagen. Er worden verschillende soorten CDN’s gebruikt door bijvoorbeeld Netflix, Facebook, de telecomoperatoren en audiovisueel landschap. Wat betreft de duurzaamheid, blijkt dat de CDN’s een zeer beperkte energieconsumptie hebben.

Deze studie dient als basis voor het BIPT om een verdere analyse te maken van het maatschappelijk belang van deze digitale infrastructuren en hoe het hierbij een toezicht kan uitoefenen in lijn met de ontwikkelingen op Europees niveau. Bovendien geeft het een eerste overzicht hoe de markt omgaat met bepaalde veiligheids- en duurzaamheidsaspecten en wat hierbij mogelijke acties kunnen zijn.

 

(bron en link naar rapport)

Lees ook
Onderzoekers van HvA zoeken MKB-bedrijven die hun clouddiensten willen laten testen op energie-efficiëntie

Onderzoekers van HvA zoeken MKB-bedrijven die hun clouddiensten willen laten testen op energie-efficiëntie

Het energieverbruik van datacenter is hoog. Wie cloudapplicaties in een datacenter host is er dan ook bij gebaat deze applicaties zo energie-efficiënt te laten opereren. Het onderzoeksprogramma CleanTech van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) is op zoek naar bedrijven die deze energie-efficiëntie willen laten testen. De onderzoekers van de HvA bere1

Investeringen in DCIM komen (langzaam) op gang

Investeringen in DCIM komen (langzaam) op gang

Was 2013 het jaar waarin vooral veel over DCIM werd gesproken, het nieuwe jaar lijkt iets meer een periode van voorzichtige investeringen te worden. Dat blijkt uit een inventarisatie van de voorspellingen die tal van analisten en aanbieders van datacenter-producten en -diensten de afgelopen tijd voor 2014 hebben gedaan. En alweer is de industrie o1

30 procent van IT-professionals oriënteert zich op het Software Defined Datacenter

30 procent van IT-professionals oriënteert zich op het Software Defined Datacenter

30 procent van de IT-professionals is zich al aan het oriënteren op het Software Defined Datacenter (SSD). 29 procent van de IT-beheerders is tegelijkertijd van mening dat er nog te weinig informatie over SSD beschikbaar is om hier een goed beeld van te kunnen krijgen. Dit blijkt uit onderzoek van Telindus onder 444 IT-professionals. 16 procent va1