Power monitoring: vijf best practices

TrendPoint Systems mag op de Nederlandse markt dan geen grote speler zijn, het Amerikaanse bedrijf doet wel met regelmaat onderzoek naar trends en ontwikkelingen op het gebied van de energievoorziening in computerruimtes en datacenters. Onlangs publiceerde het bedrijf vijf zogeheten ‘best practices’ op het gebied van power monitoring.

Geen computerruimte of datacenter ontkomt er nog aan: energiemanagement. We willen de exploitatie van de computerzalen groener en vooral ook goedkoper. Power monitoring-software speelt hierbij een hoofdrol. Immers: ‘you can’t manage what you don’t measure’. Nu zijn er op de markt tal van softwarepakketten beschikbaar waarmee energiebeheer is aan te pakken. Hoe kiezen we uit dat brede aanbod de beste kandidaat? Bij TrendPoint - een Amerikaanse aanbieder van power monitoring-software - heeft men een aantal adviezen op een rij gezet die bij deze selectie kunnen helpen.

Best Practice #1: Ondersteun zoveel mogelijk soorten en merken

Power monitoring-software zal heel flexibel moeten zijn. Het probleem van veel datacenters is immers dat er vaak een grote variatie bestaat als het gaat om de producten die men toepast voor stroomdistributie. Het gaat van PDU tot paneelboard tot busbar. Een datacenter manager die overweegt om software voor energiemanagement in te voeren zal dus een product moeten kiezen dat in staat is al die soorten en merken te ondersteunen.

Best Practice #2: Zorg voor een makkelijk aan te passen manier van meten en beheren

Computerruimtes vormen een zeer dynamische omgeving die continu aan verandering onderhevig is. Dat geldt dus ook voor het systeem van stroomdistributie dat in gebruik is. Lang niet ieder pakket voor power monitoring is echter in staat om al die veranderingen snel en gemakkelijk te verwerken. Let bij aanschaf dus goed op de manier waarop wijzigingen op - zeg maar - hardware gebied in de software kunnen worden doorgevoerd.

Best Practice #3: Zorg voor een grote mate van nauwkeurigheid

Veel stroommeters die op computerzalen worden gebruikt claimen een nauwkeurigheid van plus of min 5 procent van het daadwerkelijke verbruik. Dat lijkt misschien mee te vallen, maar het is uit oogpunt van transparantie en beheer beter om te streven naar een beduidend betere nauwkeurigheid. Het doel moet zijn om net zo nauwkeurig te meten als de energieleverancier. Alleen dan kan een realistische doorberekening richting interne of externe klant van het datacenter worden gerealiseerd.

Best Practice #4: Gebruik geen bedrijfsspecifieke protocollen

Hoe communiceren de systemen in het datacenter met elkaar? Via SNMP? Modbus TCP of BACnetIP? De meters op een zaal dienen te werken met standaard protocollen. Wie apparatuur installeert die niet-standaard communicatiemethoden volgt, zal al snel tot de conclusie komen dat het integreren met power meting in een DCIM- of BMS-pakket lastig en kostbaar is.

Best Practice #5: Kies meters met een uitgebreide functionaliteit

In veel datacenters is power monitoring een ingewikkelde zaak waarbij gebruik wordt gemaakt van allerlei protocolconversies, middleware-lagen en andere tools om alle verschillende data bij elkaar te kunnen brengen en vergelijkbaar te maken. Dit is op zich allemaal wel voor elkaar te krijgen, maar maakt de kans op fouten of storingen onnodig groot. Kies daarom liever voor meters die veel extra functionaliteit aan boord hebben. Denk aan meters die standaard over een Ethernet-aansluiting beschikken, met on-board logging- en alarmeringsfuncties, terwijl bij voorkeur ook een webserver aanwezig is, zodat de meter via internet te bereiken is.

Dossiers